Doelen raken waarschijnlijk uit zicht
Afgelopen vrijdag presenteerde minister Hermans (Klimaat en Groene Groei) het langverwachte aanvullende klimaatpakket dat de klimaatdoelen van 2030 weer binnen bereik moet brengen. Of dat met de voorliggende maatregelen gaat lukken weten we pas met Prinsjesdag als de rekenmeesters van het PBL met hun doorrekening komen. De voortekenen zijn niet gunstig: Hermans zelf verwacht een CO2-reductie van 10-12 megaton ten opzichte van de Klimaat- en Energieverkenning van 2024. Toentertijd oordeelde het PBL het halen van 55% CO2-reductie in 2030 als ‘heel erg onwaarschijnlijk’. Om 50% kans te maken dit doel te halen, moet 16 megaton CO2 extra worden gereduceerd, stelde het PBL vorig jaar. Zekerheid is er pas bij 24 megaton. Die aantallen worden niet gehaald met dit ‘Pakket voor Groene Groei’.
Focus op randvoorwaarden en uitvoerbaarheid
Met die gedachte in het achterhoofd is het dan ook niet gek dat de minister in haar begeleidende Kamerbrief en de verschillende bijlages weinig concreet is over het reductiepotentieel van de maatregelen. Centraal staat het op orde brengen van de randvoorwaarden om beleid uitvoerbaar te krijgen. Minder focus op het doel an sich, maar meer op de weg ernaartoe. Een nobel streven in een beleidswereld die soms lijkt te leven in een papieren werkelijkheid. Ook deze plannen om de uitvoerbaarheid te verbeteren, moeten zich in de praktijk nog bewijzen. Dat vraagt om daadkracht, juist in een tijd waarin mensen, middelen en materialen schaars zijn.
Concrete maatregelen
- De belangrijkste randvoorwaarde die moet worden aangepakt, is het overvolle elektriciteitsnet. Het departement van Hermans is in samenwerking met TenneT gekomen tot lijst met maatregelen die de doorlooptijd aanzienlijk moet verkorten.
- Om gehoor te geven aan de zorgen van de industrie over de hoge energiekosten wordt de Indirecte Kostencompensatie (IKC) geherintroduceerd. Er is geld vrijgemaakt voor de aanleg van CCS-projecten Aramis en CO2next, over de oplopende jaarverplichting voor groene waterstof is duidelijkheid (begint op 4%) en er wordt ingezet op BECCS (combinatie bio-energie en CCS). Daartegenover staat dat de omstreden CO2-heffing blijft staan ‘als stok achter de deur’, zij het in iets afgeslankte vorm.
- De omstreden plasticheffing, waartegen de chemiesector en afvalbedrijven zich fel hebben verzet, wordt geschrapt. Wel krijgen de afvalverbrandingsinstallaties te maken met een eigen heffingstarief en ‘CO2-reductiepad’ dat loopt naar €295 per ton in 2030. De bijmengverplichting voor groen gas wordt doorgezet. Om de kostenstijging voor de glastuinbouwsector te verlichten, wordt deze echter verlaagd en pas vanaf 2027 ingevoerd. Daarnaast wordt de sector opgenomen in het ETS2-systeem.
- De SDE++ wordt ook in 2026 open wordt gesteld.
- Het kabinet investeert in de randvoorwaarden van kernenergie (veiligheid, kennis en uitvoering).
- Het kabinet versnelt de introductie van elektrische auto’s op de zakelijke markt door vanaf 2027 een eindheffing in te voeren voor werkgevers die nieuwe leaseauto’s met een verbrandingsmotor aanbieden.
Daarnaast is het nuttig om te kijken naar wat er juist ook níet in staat: er komt geen extra geld voor zonnepanelen op zee of de uitrol van verplichte batterijen bij zonneparken. Een oplossing voor de vertraagde ontwikkeling van windparken op zee is nog niet gevonden; voor de zomer wordt een actieplan gepresenteerd.
Het maatregelenpakket maakt duidelijk hoe beperkt de ruimte is waarin minister Hermans moet opereren binnen een coalitie waarin klimaatbeleid geen prioriteit heeft.
Politiek proces
In de aanloop naar Prinsjesdag volgen nog enkele belangrijke momenten waarin partijen hun stem over dit pakket kunnen laten horen. Op 15 mei vindt een technische briefing plaats, gevolgd door een rondetafelgesprek, waarbij onderzoekers van de Wetenschappelijke Klimaatraad, PBL, CE Delft en maatschappelijke organisaties zoals de Jonge Klimaatbeweging en het Nationaal Klimaat Platform hun visie geven. Onderzoekers zijn kritisch over de haalbaarheid van de klimaatdoelen: PBL waarschuwt voor overschatting van de reductie-effecten van subsidies en TNO pleit voor meer steun aan lage inkomens. Brancheorganisaties reageren overwegend constructief, maar uiten zorgen over hoge energiekosten, het gebrek aan structurele verduurzaming en onvoldoende ondersteuning voor decentrale overheden.
De Kamer debatteert in mei of juni plenair over het aanvullende maatregelenpakket. Dit belooft een pittig debat te worden, oppositiepartijen hebben zich al (zeer) kritisch over de plannen geuit.
Naast de politiek is er ook kans dat maatschappelijke organisaties zich gaan roeren. Gezien de eerdere rechtszaken tegen de overheid is het niet ondenkbaar dat, wanneer het PBL tijdens de KEV 2025 in september aangeeft dat de aanvullende maatregelen onvoldoende zijn om de klimaatdoelen te halen, er nieuwe rechtszaken worden gestart.
Markt en samenleving aan zet
Naast de uitdagingen biedt het pakket en deze periode ook kansen. Minister Hermans heeft aangekondigd om samen met sectoren verder te werken aan een nadere invulling van de plannen. De verbeterde randvoorwaarden moeten het bedrijfsleven op termijn meer ruimte bieden om de mogelijkheden in de verduurzaming te benutten en bij te dragen aan een toekomstbestendige economie.
Wilt u weten wat deze ontwikkelingen betekenen voor uw sector of organisatie? Neem gerust contact met ons op – wij denken graag met u mee en geven gericht advies.